Ga weg van mij, Heere, want ik ben een zondig mens.
Lucas 5: 8
Op het eerste gezicht een vreemde reactie van Petrus. Waarom valt hij op zijn knieën voor Jezus? En waarom die afwerende houding? Waarom die ontslagaanbieding?
Petrus kent Jezus al. Nog maar kort geleden was Hij bij Petrus thuis. Na de dienst in de synagoge. En dan geneest Hij de schoonmoeder van Petrus (Lucas 4: 38-39).
Geen wonder dat hij doet wat Jezus zegt. Het meer opvaart. Naar diep water. Om vissen te vangen. Hoewel dat heel die nacht niet gelukt was. En hij er dus ook weinig van verwacht.
Maar als U het zegt. Op Uw woord. Dan moet het maar. En dan volgt die wonderlijke visvangst. Boven alle verwachting. Netten boordevol. Overvloed van Godswege.
Zo herkent Petrus God in Jezus. Vandaar die reactie. Dan val je op je knieën voor Hem. En dan zeg je onmiddellijk en direct: wij passen niet bij elkaar – U en ik.
Maar dan volgt van Gods kant die omgekeerde reactie. Wij passen juist goed bij elkaar. Daar is Jezus immers voor gekomen. Voor wie Hem nodig hebben.
Wonderlijk. Bij God begint het niet met wat je tekortkomt en waarin je tekortschiet. Het begint allemaal met Zijn liefdevolle overvloed. Zijn aanbod van genade.
Dat mogen we in de Lijdenstijd zien en in gedachte houden. Precies zoals de catechismus inzet. Niet met ons tekort, maar met Gods overvloed – Zijn liefde die aan alles voorafgaat.
Want daar begint de catechismus mee. Eerst die vraag: Wat is je enige echte houvast, voor altijd? En dan dat antwoord: Dat ik helemaal en voor altijd eigendom van de Heere Jezus ben.
Overvloed, overvloed Gods,
sprengen van water en leven,
bloed uit de flank van de rost,
water en bloed om het even;daaruit ontspringt ons bestaan,
zo zijn wij wedergeboren!Kondigt het jubelend aan,
laat het de windtsreken horen!
(Gezang 659: 5 en 6)
Ds. J.P. Strietman.
Deze meditatie is eerder gepubliceerd in de Tsjerkepraat van februari 2016
Comments are closed.