Zijn zij niet allen dienende geesten, die uitgezonden worden ten dienste van hen die de zaligheid zullen beërven?
Hebreeën 1: 14
Engelen – boodschappers van goed nieuws? Het enige goede nieuws waar ik op zit te wachten, zei iemand, is een persconferentie waarop gezegd wordt dat alles weer normaal is! En wie zal zo’n reactie niet begrijpen? Dat alles anders dan anders gaat, weten we allemaal. Maar als het je heel persoonlijk raakt, voelt het wel heel wat pijnlijker.
Neem de laatste zondag van het kerkelijk jaar. Die gaat nu ook anders dan anders. Verdeeld over twee zondagen. Met heel weinig mensen en heel veel beperkingen. En dat terwijl de begrafenis van wie je dierbaar is, al zo helemaal anders ging. Dat raakt je diep. Je voelt de pijn en het verdriet dubbel. Je mist de troost van het samen zijn van vroeger nog eens extra.
Wat moet je dan met die engelen? Boodschappers van goed nieuws? Je kan ze niet eens zien, toch? Nou ja, Zacharias in de tempel dan wel. En Maria indertijd in Nazareth. Of Jozef in die droom. Maar dat was toen. En dat was anders. Bovendien allemaal al heel lang geleden. Wat koop ik daar voor? Heb ik daar nu werkelijk iets aan voor vandaag?
Engelen? Wat weten wij ervan? Het zijn er in elk geval heel veel. In het laatste Bijbelboek wordt er gesproken over tienduizenden tienduizendtallen. Miljoenen engelen dus. En toch geen wanorde. Denk maar aan Bethlehem waar ze worden omschreven als een hemelse legermacht. En wees maar eerlijk, een leger is altijd ordelijk. Dat kent discipline.
Dat zegt ook al iets over hun uiterlijk. Ze zien er eigenlijk heel gewoon uit. Zacharias schrikt niet, omdat de engel er uitziet als een engel, maar omdat hij onverwacht iemand anders ontmoet, terwijl hij dacht alleen te zijn. Precies zoals later Maria ook. Ze praten en zien er uit als medemensen. Zoals Abraham heel vroeger drie mannen gastvrijheid gaf bij zijn tent.
Niet voor niets kan de apostel Paulus schrijven dat je de gastvrijheid niet moet vergeten. Want, zegt hij dan, hierdoor hebben sommigen zonder het te weten engelen onderdak geboden. Ik denk dan altijd aan die oude mevrouw die ik geholpen had. Toen ik daarna afscheid van haar nam zei ze: Weet je wat jij bent, jongen? Jij bent een engel!
Engelen verschijnen als mensen. Toch zijn ze dat niet. Paulus noemt hen namelijk geen mensen maar geesten. Geestelijke wezens dus. Die uitgezonden worden en zich ook gehoorzaam uit laten zenden. Zo doet de aartsengel Gabriël dat bij zijn verschijning aan Zacharias en Maria. Zo is het ook bij de verschijning van de engel in de droom van Jozef.
Ze doen gewoon – maar wat heet gewoon! – wat hun naam al aanduidt. Het Griekse woordje ‘angelos’ dat wij met engel vertalen, betekent letterlijk ‘boodschapper’. Het Hebreeuwse woordje ‘malach’ heeft precies dezelfde betekenis. Boodschappers zijn ze namens de Heere God. Hij is hun zender. Hij beveelt en zij doen wat Hij beveelt.
Niet voor niets stelt de catechismus hen tot voorbeeld voor ons bij de derde bede van het Onze Vader: “opdat aldus ieder zijn opdracht en roeping even gewillig en getrouw mag vervullen als de engelen in de hemel”. Uit de vele tientallen voorbeelden die God daarvan geeft in Zijn Woord kun je dat duidelijk zien. De goede engelen doen wat Hij van ze vraagt.
Ze doen dat nog steeds. Hun werk houdt nooit op. Paulus licht een tipje van de sluier op, als hij schrijft dat ze ‘dienende geesten’ zijn. Letterlijk staat er in het Grieks ‘liturgische geesten’. Ze verzorgen de hemelse liturgie, waaraan ook alle gelovigen deelnemen die ons zijn voorgegaan naar de hemel. Voorbeelden van die liturgie vind je in het laatste Bijbelboek.
Dat is hun eerste taak. De Heere God loven en prijzen. En dan met name ook het Lam dat voor ons geslacht is, de Heere Jezus Christus. Daarmee samenhangend noemt de apostel dan ook hun tweede taak: ze worden op weg gestuurd ten behoeve van de gelovigen die nog op de aarde zijn – ‘ten dienste van hen’, letterlijk staat er ‘tot diaconie van hen’.
Het werpt een bijzonder licht op de taak van de engelen als boodschappers van goed nieuws. In feite zou je de engelen een soort van hemelse diakenen kunnen noemen. Ze brengen goed nieuws in allerlei vormen. Diaconaal, troostend, ondersteunend, behulpzaam. Juist in deze donkere dagen voor Kerst goed om te bedenken: er zijn hemelse diakenen om mij heen.
Ze helpen je geloven. In Hem Die de kern van hun goede nieuws is, het Kind uit de kribbe, de Heere Jezus Christus. Zelfs als alles om ons heen wegvalt, blijft dat. Paulus schrijft aan zijn Joodse medegelovigen, hoe deze Helper echt kan helpen. Hoe Hij medelijden kan hebben met onze zwakheden. Hoe Hij volkomen zalig kan maken, die door Hem tot God gaan.
In de hemel wordt de lof van deze Vorst der engelen gezongen. Wij mogen meedoen in dat koor. Al is het vaak door tranen heen. Om de belofte die de Heiland mij geeft. Van Zijn nabijheid en troost, ook door de diaconie van Zijn engelen. Van de hemel en het eeuwige leven. Van de nieuwe wereld van straks. Waar Hij mijn tranen zal drogen en de dood niet meer zal zijn.
Jou, tsjinners fan God, jim Kening de ear.
Rop út oer de wrâld de lof fan jim Hear.
Ja, priizje de namme fan Jezus fol fjoer:
oer naasjes en stammen hat Hy it bestjoer.
God troanet sa heech, almachtich is Hy.
mar bûcht Him omleech en komt tichteby.
In skare fan sill’gen bringt Jezus de ear.
Want Hy hat ús hill’ge, Gods Soan en ús Hear.
It heil komt fan God, dy’t sit op de troan.
Jou allegear lûd en earje syn Soan.
De ingels ha tsjûge fan frede dy’t kaam.
Lit elts him no bûge en priizje it Laam.
Wiswier, alle ear en wiisheid en macht
komt ta oan de Hear, dy’t alles folbrocht.
Mei ingels ienriedich sil klinke ús stim:
Gods leafde is ivich. Us tank is foar Him.
(Lied 26 Evangelische Liedbundel,
Fryske oersetting: David de Jong)
Ds. J.P. Strietman
Deze meditatie is gepubliceerd in de Tsjerkepraat van november 2020
Comments are closed.