Meditatie | Een Hogepriester die mij begrijpt

Meditatie | Een Hogepriester die mij begrijpt

Want wij hebben geen Hogepriester Die geen medelijden kan hebben met onze zwakheden, maar Een Die in alles op dezelfde wijze als wij is verzocht, maar zonder zonde.

Hebreeën 4: 15

Op het plein voor de Klaagmuur wordt alles klaargezet. Tafels met een fluwelen kleed erover. Daar worden straks de Torarollen voorzichtig door een rabbijn neergelegd. Allemaal ter voorbereiding van de komende bar mitswa vieringen. Jongens van dertien die zich nu al warmlopen. Gebedsriemen om doen en hun gebedskleed te voorschijn halen. Niet iedereen is even geoefend. Soms moet een vader of een andere ervaringsdeskundige even helpen. Die gebedsriemen zijn best een beetje lastig. Waar ze vast wel op geoefend hebben is dat stukje tekst. Zonder haperen moeten ze dat straks kunnen voorlezen uit de Torarol. Ze hebben het inmiddels ongetwijfeld uit het hoofd geleerd.

En je denkt ineens aan Jezus. Volgens de apostel nu onze hemelse Hogepriester. Die na Hemelvaart uitdeelt van Zijn Geest. Die het Pinksteren maakt voor Zijn kerk op aarde. Maar ook eens jong geweest. Zelfs iets jonger dan deze jongens van dertien, als Hij met zijn vader en moeder de tempel bezoekt – twaalf jaar nog maar, schrijft Lucas (Lucas 2: 42). Hij moest dus alles nog leren. Lucas noemt Hem nog een kind, omdat Hij nog niet oud genoeg is om bar mitswa te zijn: volwassen wat het geloof betreft en officieel meetellend.

Moest Hij dan alles nog leren? Ja, dat denk ik wel. Evengoed als dat Hij moest leren lopen en praten en luisteren en lezen. Mens worden betekent tenslotte ook: alles moeten leren. Wonderlijke gedachte! Hoe stel je jezelf dat voor? Toch eigenlijk gewoon, zoals bij jezelf. Heit en mem gaan Hem voor. Vertellen Hem over hun hemelse Vader. Maar in Zijn geval ook al die andere dingen. Wat er bij Zijn geboorte gebeurd is. Wat er allemaal over Hem gezegd is. Door herders en wijzen, door engelen en mensen. Maar verder zo heel gewoon. Gevallen. Knie geschaafd. Kusje erop. Dat soort dingen. Al die menselijke zwakheden, zegt de apostel, zijn Hem niet vreemd geweest.

Zeker. Met twaalf jaar was Hij Zijn leeftijdgenootjes al ver vooruit. Moet Hij Zich al wel een beetje bewust zijn geweest dat Hij toch ook anders was, dan de anderen. Waar dertienjarigen nog worstelen met hun gebedsriemen wist de twaalfjarige Jezus de rabbijnen al versteld te doen staan met Zijn diepzinnige vragen en antwoorden (Lucas 2: 46-47). Of Hij herinneringen had aan de hemelse heerlijkheid? Dat vertelt de Bijbel niet. Of Hij toen al de weg van het lijden en sterven kende – Psalm 22 en Jesaja 53 – die Hij moest gaan?

Over de menswording van de Zoon van God raak je niet gauw uitgedacht. Maar dat Hij mens geworden is, staat vast. En dat Hij daarom mee kan voelen met onze zwakheid ook. Zou dat nu na Zijn hemelvaart anders zijn? Als Hij op aarde al huilt om het lot van Jeruzalem (Lucas 19: 41-44), zal Hij dat dan veertig jaar na Zijn hemelvaart niet opnieuw doen? Huilen om de verwoesting van Jeruzalem en de tempel in het jaar 70. Tranen in de ogen om wat Zijn volk Israël in de loop der eeuwen wordt aangedaan – zelfs door Zijn kerk. Als wij al onder de inrduk komen van wat we in Yad Vashem – de gedenkplek van de Holocaust zien en horen – zou Hij de Messias van Israël dat dan niet zijn?

Paulus schrijft in de Hebreeënbrief aan een Joodse gemeente. Dus als hij Jezus omschrijft als onze Hogepriester, bedoelt hij: allereerst van en voor ons Joodse volk.

Jezus begint Zijn leven op aarde immers als een Joods jongetje. Op de achtste dag besneden wordt Hij door Zijn ouders helemaal Joods opgevoed en grootgebracht. Hij voert vanuit de hemel biddend het pleit voor Zijn volk. Hij is Israël door de eeuwen heen trouw. Ook waar dat volk worstelt met de problemen van vandaag en morgen. Maar krachtens Gods genade wil Hij toch ook uw en jouw en mijn Hogepriester zijn. Die ons kent en doorgrondt. Die onze worstelingen begrijpt en erin mee kan voelen. Ook al hebben wij dan niet te worstelen met gebedsriemen. We doen dat wel met al die andere dingen die het leven soms zo verschrikkelijk moeilijk en pijnlijk kunnen maken. Hij is erbij. Dichter dan dichtbij. Door Zijn Heilige Geest wil Hij er in mijn leven zijn. Tot op de bodem van mijn hart en tot in het klokhuis van mijn ziel.

Een Hogepriester die werkelijk met mij mee kan leven. Die verzocht is geweest als ik. Die geworsteld heeft als ik. Die mij daarom ook ten diepste en ten volle begrijpt.

‘k Heb geloofd en daarom zing ik, 
daarom zing ik van gena, 
van ontferming en verlossing 
door het bloed van Golgota. 
Daarom zing ik U, die stervend 
alles, alles hebt volbracht, 
Lam Gods dat de zonde wegneemt; 
Lam van God voor ons geslacht!

‘k Heb geloofd en daarom hoger, 
hoger dan Calvarie’s top, 
zie ik boven lucht en wolken, 
Hogepriester, tot U op; 
die in ‘t ware tabernakel 
voor Gods aanschijn te allen tijd, 
als haar Hoofd voor Uw gemeente, 
strijdend bidt en biddend strijdt.

‘k Heb geloofd in U wie de aarde 
met haar doornen heeft gekroond; 
maar die nu, gekroond met ere, 
aan Gods rechterzijde troont. 
U, aan wiens doorboorde voeten 
eenmaal in het gans heelal,
hierbeneden en daarboven 
alle knie zich buigen zal.

Ja, ‘k geloof en daarom zing ik, 
daarom zing ik U ter eer, 
‘s werelds Heiland, Hogepriester, 
aller heren Opperheer! 
Zoon van God en Zoon des mensen, 
o, kom spoedig in Uw kracht 
op des hemels wolken weder! 
Kom, Heer Jezus, kom! Ik wacht!

(Calvarië is de Latijnse naam voor Golgota)

Lied 275 Evangelische Liedbundel

Ds. J.P. Strietman

Deze meditatie is gepubliceerd in de Tsjerkepraat van juni 2017

 

Share Button

Comments are closed.

Please enter Google Username or ID to start!
Example: clip360net or 116819034451508671546
Title
Caption
File name
Size
Alignment
Link to
  Open new windows
  Rel nofollow