Moge de HEERE uw daad vergelden, en moge uw loon volkomen zijn van de HEERE, de God van Israël, onder Wiens vleugels u gekomen bent om toevlucht te nemen.
Ruth 2: 12
Niet direct een leuk boekje. Dat kleine boekje Ruth. In de eerste 22 regels horen we al van een hongersnood, sterven er tenminste drie mensen en worden er drie vrouwen weduwe.
Toch is het wel een heel mooi boekje. Loopt het niet op de naam van David? Die naam is het laatste woord van het boek. Want daar wilde de schrijver bij uitkomen.
Bij de naam van Israëls beroemdste koning. Zo wilde hij laten zien, hoe God werkt volgens Zijn plan. Hoe God deze dorpsgeschiedenis van nationaal belang maakt.
Ja, meer nog: van wereldbelang. Want die lijn van Gods plan gaat verder. Die loopt via Jozef en Maria door tot op een kindje in een kribbe – de Heere Jezus Christus.
Zo zorgt en verzorgt God. Vertrouw Hem maar. Ook al lijkt alles zo op het eerste gezicht naar de mens gesproken één grote toevallige samenloop van omstandigheden.
Elimelech en Naomi vertrekken zomaar naar Moab. Met Machlon en Chiljon. En Machlon vindt daar zomaar een vrouw. En wat voor één. Want ze is goud waard: een vrouw uit duizenden.
En Ruth gaat zomaar mee met Naomi. Zij komen zomaar precies in de oogsttijd in Betlehem aan. En Ruth kiest zomaar het land van Boaz uit om aren te lezen.
En Boaz krijgt zomaar oog voor Ruth en Ruth zomaar voor hem. Ze trouwen en Ruth raakt in verwachting. En ze krijgt een jongetje en dat blijkt later zomaar de pake van David te zijn.
Nee, dat is geen toeval. Dat begrijp je eigenlijk meteen wel. Als je merkt, hoe je zomaar door kan lezen. Van dat laatste woordje David in Ruth 4: 22 naar Matteüs 1: 6.
Wie terugkijkt. Met de Heere Jezus voor ogen. Die ziet het heel duidelijk. Hoe in de gewone dagelijkse dingen van elke dag Gods soms hoogst wonderlijke beleid oplicht.
Alleen, nu moet je de dingen wel helder blijven zien en de Bijbel niet verkeerd gaan lezen, maar juist moed putten uit wat je hier, zo tussen de regels door, kunt lezen.
Laten we dus niet gaan redeneren dat het voor Boaz en Ruth veel makkelijker was, omdat het met hen zo prachtig afliep. Dat wisten Boaz en Ruth van tevoren immers ook niet.
Boaz en Ruth begrepen er niets van. Van hun eigen leven niet. En van al hun waaroms evenmin. Zij wisten alleen heel zeker onder Wiens vleugels zij een toevlucht gezocht hadden.
Op de één of andere manier voelden ze dat aan. Zowel Boaz, als Ruth. Dat hoe dichter zij bij de Heere bleven, des te veiliger zij waren. Vertrouwend op een goede afloop met Hem.
Nee, dat maakt het bittere niet zoet. Voor Naomi niet en ook voor Boaz en Ruth niet. Maar ze bleven wel vertrouwen op de Heere. Op Zijn liefde en trouw.
Als je dat in het Boek Ruth mag ontdekken, geeft dat je ook de kans om die lijnen van Gods liefde en trouw in je eigen leven op het spoor te komen.
Dat je Hem echt en helemaal kunt vertrouwen. In alle dingen. Verzekerd van Zijn zorg. Niet om er zorgeloos op los te leven, maar om onbezorgd op Gods zorg te vertrouwen.
Naomi en Ruth deden hun best om zich ervoor in te spannen dat het goed kwam. En Boaz ook. Maar tegelijkertijd vertrouwden zij helemaal op de machtige zorg van hun hemelse Vader.
Zij geloofden dat God Zich juist om al die kleine dingen van hun leven bekommerde. Dat geen detail van je leven te onbelangrijk voor Hem is. Hij neemt ze mee in Zijn beleid.
Het Evangelie van Ruth verkondigt ons immers dat God zo is. Dat Hij door die kleine dingen heen op weg is naar iets heel groots, namelijk: naar Jezus Christus toe.
Zo kan dit boekje ons leren hoe God achter de schermen in ons leven aan het werk is en ons leven leidt en bestuurt, ook als het voor onze ogen totaal verborgen blijft.
Om vast te houden in deze zomerperiode. Als je thuis moet blijven, maar ook als je op vakantie gaat. Misschien wel heel ver weg van Kollumerzwaag.
Je mag je handen vouwen. Je mag je toevlucht zoeken bij deze God. Schuilen onder Zijn vleugels. Want in Zijn liefdevolle nabijheid ben je veilig – wat er ook gebeurt.
Hear, wês mei ús oant in oare kear,
wol oant wersjen oer ús weitsje,
lit gjin kwea ús rigen reitsje.
Hear, wês mei ús oant in oare kear.
Hear, wês mei ús oant in oare kear,
wol ús mei jo wjukken hoedzje,
stypje as de stoarmen woedzje.
Hear, wês mei ús oant in oare kear.
Hear, wês mei ús oant in oare kear,
wol de wegen foar ús sljochtsje,
ús net nei ús sûnden rjochtsje.
Hear, wês mei ús oant in oare kear.
Hear, wês mei ús oant in oare kear,
as wy wurch en warleas binne,
lit ús dan troch Jo oerwinne.
Hear, wês mei ús oant in oare kear.
(Gezang 416)
Ds. J.P. Strietman
Deze meditatie is gepubliceerd in de Tsjerkepraat van juli 2019
Comments are closed.