Zoek de HEERE terwijl Hij te vinden is, roep Hem aan terwijl Hij nabij is.
Jesaja 55: 6-9
In Israël en in de synagoge is deze periode van het jaar bijzonder. Het is de tijd van de Najaarsfeesten. Na het feest van Pasen en het Wekenfeest in het voorjaar volgt nu in het najaar het laatste van de drie grote pelgrimsfeesten (Exodus 23 en Deuteronomium 16): het Loofhuttenfeest (5-11 oktober).
Maar het begint allemaal met het Joods Nieuwjaar (21 en 22 september). Dat is het moment waarop de ramshoorn wordt geblazen. En daarmee beginnen de tien Ontzagwekkende Dagen. Een periode van voorbereiding op Jom Kippoer – de Grote Verzoendag (30 september). Een tijd van inkeer.
En het is in deze tijd van inkeer dat Jesaja 55 wordt gelezen. Met die oproep om de Heere te zoeken. Om Hem aan te roepen. Omdat dit genadetijd is. Nu de Heere Zich nog laat vinden door wie Hem oprecht zoeken. Omdat de Heere nog altijd dat verlangen kent om een God van nabij te zijn.
Voor de pelgrims op weg naar Jeruzalem een belangrijk punt. Hoe vaak heb je niet juist het gevoel dat je er alleen voor staat. Dat je God mist in je leven. Dat Hij zover weg lijkt. Dat je jezelf afvraagt waarom de dingen gaan, zoals ze gaan. Je snapt er soms niks van. Waarom laat God dat toe?
En het wonderlijke is nu dat Jesaja daar helemaal niet verbaasd over is. Integendeel. Dat je er niks van snapt. Dat is voor Jesaja de gewoonste zaak van de wereld, lijkt het wel. Alsof hij zeggen wil: Dat is nu eenmaal vanzelfsprekend. En ongetwijfeld denkt Jesaja dan aan die bijzondere woorden van God.
De Heere heeft het over Zijn manier van denken en Zijn manier van doen. Mijn gedachten zijn zo anders dan die van jou. Mijn doen en laten kun jij met geen mogelijkheid narekenen. Zoals de hemel hoger is dan de aarde. Zo zijn Mijn wegen en Mijn gedachten ook hoger dan die van jou (Jesaja 55: 8-9).
Met andere woorden: daar kun je met je kleine mensenverstandje gewoon niet bij. Onnavolgbaar en onnaspeurbaar doet God Zijn werk en gaat Hij Zijn ongekende gang. Door heel die geschiedenis van Israël heen. Maar ook door die kleinere geschiedenis van mijn eigen leventje heen.
En dat is nu waar Jesaja zich over verwondert. Over wat werkelijk onbegrijpelijk is. Dat God Zich wil laten vinden. Dat God dwars door alles heen met ons te maken wil hebben. Dat Hij Israël roept met die ramshoorn van de nieuwjaarsdag. Om wakker te worden. Om terug te keren naar Hem.
Zelfs de goddeloze mag op de snelweg naar de ondergang doen wat op geen enkele snelweg mag: omkeren. Je mag je verkeerde gedachten neerleggen en gaan voor God. Dan zal Hij Zich over je ontfermen, zoals alleen Hij dat kan. Want onbegrijpelijk genoeg weet de Heere van genade en vergeving (Jesaja 55: 7).
Een God van nabij. Dat wil Hij zijn. Dankzij de Heere Jezus Christus. De God die met je meetrekt op je pelgrimsreis door dit tijdelijke, aardse leven. De God die daarom vraagt je om te keren van de weg zonder Hem. De God die je uitnodigt om Hem te zoeken en te vinden. Mee te gaan op de weg met Hem.
Ds. J.P. Strietman
Deze meditatie is gepubliceerd in de Tsjerkepraat van september 2017
Comments are closed.