Zie, de maagd zal zwanger worden en een Zoon baren, en u zult Hem de naam Immanuel geven;
vertaald betekent dat: God met ons.
Matteüs 1: 23
Voor heel veel mensen vormen de kerstdagen een moeilijke periode. Dat beseffen we maar al te goed. Mensen die blij zijn als het eindelijk weer januari is.
Zeker in Kollumerzwaag. Waar we de afgelopen maanden zoveel verdrietige dingen hebben meegemaakt. Mensen kennen die verder moeten leven met gemis.
Wat is dat moeilijk. Al die feestdagen. Mensen om je heen die vrolijk zijn, terwijl je zelf zo verdrietig bent. Zachtjes fluister je de naam van de ander, die je zo mist.
En ik dacht aan Psalm 147. Waar je van Gods bewogenheid mag zingen. Met Israël mee (Psalm 147: 2-3):
Hij geneest de gebrokenen van hart,
Hij verbindt hen in hun leed.
God kent immers ook jouw naam? Geeft Hij zelfs niet alle sterren een naam? De psalmdichter zingt het (Psalm 147: 4):
Hij telt het aantal sterren,
Hij noemt ze alle bij hun naam.
Zo ongelofelijk veel. Toch kent Hij ze allemaal bij naam. Ook die ene ster, die de wijzen de weg wees.
God heeft Zelf ook een naam. De mooiste die er is. De Vadernaam. Die spreekt van Zijn verlangen. Om onze hemelse Vader te mogen zijn.
Daarom kwam Hij met de Heere Jezus op aarde. Als een Kindje in de kribbe van Betlehem. Een Kindje met ook een bijzondere naam: Immanuel – God met ons.
Zo wil Hij er voor ons zijn. De machtige God. Die alle sterren in Zijn hand gevangen houdt. Die ze stuk voor stuk bij name kent. Die wil ook ons kennen – God met ons zijn.
Denk maar aan Israël. Op het dieptepunt van Israëls bestaan mag Jesaja van de Heere tegen Zijn volk zeggen: Ik heb je bij je naam genoemd – je bent van Mij.
Dat blijft staan. God houdt Israël vast. De eeuwen door. Maar in de volheid van de tijd betrekt Hij ook de andere volken bij Israël. Als Hij reddend verschijnt met Christus.
En dan wordt het allemaal nog heel persoonlijk. Van God met ons wordt het God met mij. God wil je bij je naam roepen. Je mag van Hem zijn. Kind met een hemelse Vader.
Met het kerstfeest klinkt dat altijd mee. Wat wij zelf op het graf van onze Harry hebben laten schrijven: Ik heb je bij je naam geroepen, je bent van Mij.
Je blijft de naam van de ander noemen. Zelfs als de mensen om je heen die al weer vergeten zijn. En je weet van de Ander. Die geen naam vergeet.
Dat is ook kerstfeest. Het wonder van je naam. Door God gekoesterd en bewaard. Dwars door al je verdriet en gemis heen. Toch altijd Immanuel – God met ons.
Hoe wonderlijk mooi is Uw eeuwige Naam.
Verborgen aanwezig deelt U mijn bestaan.
Waar ik ben, bent U: wat een kostbaar geheim.
Uw naam is ‘Ik ben’ en ‘Ik zal er zijn’.
Een boog in de wolken als teken van trouw,
staat boven mijn leven, zegt: Ik ben bij jou!
In tijden van vreugde, maar ook van verdriet,
ben ik bij U veilig, U die mij ziet.
De toekomst is zeker, ja eindeloos goed.
Als ik eens moet sterven, als ik U ontmoet:
dan droogt U mijn tranen, U noemt zelfs mijn naam.
U blijft bij mij Jezus, laat mij niet gaan.
O Naam aller namen, aan U alle eer.
Niets kan mij ooit scheiden van Jezus mijn Heer:
Geen dood en geen leven, geen moeite of pijn.
Ik zal eeuwig zingen, dicht bij U zijn.
‘Ik ben die Ik ben’ is Uw eeuwige Naam.
Onnoembaar aanwezig deelt U mijn bestaan.
Hoe adembenemend, ontroerend dichtbij:
Uw Naam is ‘Ik ben’, en ‘Ik zal er zijn’.
(Opwekking 770)
Ds. J.P. Strietman
Deze meditatie is gepubliceerd in de Tsjerkepraat van december 2017
Comments are closed.