Meditatie | Gevoelens van onrechtvaardigheid

Meditatie | Gevoelens van onrechtvaardigheid

“Ze bestoken mij met woorden van haat, zonder reden bestrijden ze mij. Ik bid voor hen, maar mijn liefde roept vijandschap op, ze vergelden goed met kwaad, woorden van haat zijn de dank voor mijn liefde”.

Psalm 109: 3-6

In de afgelopen weken is het menigmaal een onderwerp van discussie. Als pastoraal werker word ik er regelmatig naar gevraagd. Gemeenteleden voelen zich onrechtvaardig behandeld. Enerzijds omdat ze zelf homoseksueel zijn of iemand kennen die hun dierbaar is, die homoseksueel is. Of het zijn gemeenteleden die als standpunt hebben, dat je niet mensen kunt oordelen op grond van seksualiteit, net zomin als je op huidskleur, sociale stand of sekse mensen beoordeelt. Omdat er bij deze thema’s weinig valt te kiezen. Deze gemeenteleden vragen om liefde, mededogen en respect voor het anders zijn.

Anderzijds zijn er gemeenteleden die zich aangevallen voelen, omdat ze niet meer in alle vrijheid van hun geloof kunnen getuigen. Ze zien een tegenstelling ontstaan tussen dat wat de Bijbel ons leert en hoe zich dat ontwikkelt in de westerse samenleving. Maar worden door media of door medeburgers afgeschilderd als niet meer van deze wereld. Ze maken zich zorgen over de heiligheid van de christelijke gemeente en het gezag voor Gods woord. Zij verlangen eveneens naar liefde en harmonie.

In deze meditatie gaat het mij niet om een standpunt, maar wat moet je met al die gevoelens van onrecht? Psalm 109 gaat daarover. Het is een gebed om gerechtigheid en de opbouw lijkt veel op een rechtspraak in het oude oosten. Met een rechter, een aanklager en iemand die voor de gedaagde pleit. Vooral de verzen 6-20 is een lastig stuk, het zint op wraak op de tegenstander. Een stuk wat je niet in de Bijbel zou verwachten. Er is ook wel discussie over; zijn dit nu de woorden van David of juist die van de vermeende tegenstander? De psalm laat zich indelen in vier gedeelten:

Vers 1-5 Gebed om in te grijpen. De dichter heeft goede bedoelingen, maar hij wordt verkeerd begrepen en zijn standpunten worden onjuist uitgelegd. Hij wordt voor onrechtvaardig gehouden, terwijl hij het beste met de ander voorheeft. Hij bidt voor hen ondanks hun hatelijke woorden. Hij is niet uit op wraak of geweld. Uiteindelijk roept hij God aan of die voor rechter wil spelen.

Vers 6-20 Gebed om vergelding. David zegt ellendig en behoeftig te zijn. Zijn hart is verwond en zijn gevoelens zijn gekwetst. De tegenstander moet tot zwijgen worden gebracht. In vers 16 omschrijft hij zijn belager als iemand die nooit trouw is, zwakken vervolgt en mensen alleen maar wanhopiger maakt. Wat we van deze psalm leren is, dat we niet hoeven te zwijgen, zeker tegenover God niet. Het onrecht mag benoemd worden en de gevoelens die daarbij spelen ook.

Vers 21-29 Gebed om hulp. Vers 21 is het kantelmoment in deze psalm. “Maar u Heer, mijn God”. Bij God is alles anders. De wanhoop, de boosheid en de vergelding verdwijnen. Wat terugkomt is vertrouwen, genade en vreugde. “Al ben ik gewond in het diepst van mijn hart” bidt David “Help mij Heer, mijn God, redt mij in Uw trouw, dan zullen zij weten dat het Uw hand is, dat U Heer dit hebt gedaan”. Geen verklaringen of vlaggen, maar het gebed van de gelovige zorgt voor rust en harmonie.

Vers 30-31 De lofprijzing. David getuigt van zijn vertrouwen in God. God staat aan de kant van de armen. Daarmee bedoelt hij nu niet de mensen die geen geld of goed hebben, maar degenen die zijn aangeklaagd, die onrecht zijn aangedaan.

Mogelijk kan het lezen van deze psalm een aanleiding zijn om de goede bedoelingen en de liefde van de ander beter te begrijpen. Het is in ieder geval een oproep om het thema mee te nemen in uw gebed.

Pieter Knijff

Deze meditatie is gepubliceerd in de Tsjerkepraat van februari 2019

Share Button

Comments are closed.

Please enter Google Username or ID to start!
Example: clip360net or 116819034451508671546
Title
Caption
File name
Size
Alignment
Link to
  Open new windows
  Rel nofollow