Meditatie| Zekerheid

Meditatie| Zekerheid

Het geloof legt de grondslag voor alles waarop we hopen, het overtuigt ons van de waarheid van wat we niet zien
Hebreeën 11: 1

Een paar weken geleden werd mij de vraag gesteld wat de dichter Alfred Bronswijk eigenlijk bedoelt met dat “vermoeden” (zie onderstaand gedicht). Vermoeden betekent vanuit onze Nederlandse taal: “Een vermoeden is een bewering waarvan men denkt dat deze waar is, zonder daarvan zeker te zijn”. Maar heeft dat woord ook dezelfde betekenis in de geloofstaal? En het is wel hierom belangrijk omdat het geloof voor veel mensen “alles” betekent, dat kan toch niet bestaan op grond van een vermoeden?

Veel mensen hebben een diep verlangen naar geloofszekerheid, we zouden zo graag even willen zien. Ja dan, dan zouden we. In pastorale gesprekken hoor ik vaak van geloofservaringen, hoe God op bepaalde momenten- meestal wanneer het moeilijk was- hun er doorheen heeft gedragen. Tegelijkertijd kom ik ook gemeenteleden tegen die die ervaringen zo missen en zo graag, net als Abraham, Mozes of David, God van nabij willen meemaken. In hoogte- en dieptepunten altijd de nabijheid van God mogen ervaren.

Deze keer heb ik een tekst gekozen uit de brief aan de Hebreeën. De schrijver schrijft over de nieuwe identiteit van de Joden die zich tot het christendom hebben bekeerd. Hij spreekt over een nieuw verbond dat ontstaan is na de komst van de Here Jezus. Om deze bekeerlingen vertrouwd te maken met het nieuwe geloof valt hij eerst terug op het geloof van hun voorvaderen. Hij noemt ze hier de geloofsgetuigen, geen volmaakte mensen maar mensen die handelden vanuit hun geloof. Neem nou Noach, die bouwde een boot terwijl er geen water te bekennen was, maar hij handelde vanuit wat God had voorzegd. Of neem Abraham, die zijn familie achter zich liet en op reis ging naar de plek waar God hem riep. Deze geloofsgetuigen handelden dus niet uit waarneming of ervaring, maar alleen uit belofte, dat wat God hun had beloofd.

In het bovenstaande vers gaat hij wat verder in wat die motivatie nu precies inhield. Hoe dat precies bij hen werkte en hoe zij van daaruit handelden. Volgens de schrijver is het geloof het fundament van de dingen die gehoopt worden en het overtuigend bewijs van de zaken die niet gezien worden. Nu maakt de schrijver een sprong van het verleden naar het heden, van de oude geloofsgetuigen naar de lezers van de brief en naar ons. Met die hoop bedoelde hij nu de heerlijkheid die de gelovigen bij de wederkomst van de Here Jezus zullen ontvangen. En met de zaken die we niet kunnen waarnemen bedoelde hij de hemelse werkelijkheid die het menselijk oog niet kan waarnemen.

De schrijver bedoelt te zeggen dat wij niet moeten handelen naar de feiten, maar naar wat ons beloofd is. Niet kijken naar heden en verleden, maar naar de toekomst. Het gaat niet om objectieve waarheden maar om de geestelijke waarneming.

Het gaat dus om hoop en om geloof. Eigenlijk is het geloof de zuurstof voor de hoop. Die hoop is gevestigd op wat God in Zijn woord (de Bijbel) belooft en op wat de Here Jezus hier op aarde heeft gedaan. Bovendien, schrijft hij, kunnen we dat ook waarnemen vanuit de schepping (alles wat voortgekomen is uit het spreken van God) en de geschiedenis (hoe het begon met Adam, verder ging met Abraham en het volk Israël). Hoe God steeds trouw bleef en uit is op het redden van de mens.

Dat hopen en vertrouwen is alleen aan mensen gegeven, andere schepselen kunnen dat niet. Het zijn alleen de gelovigen die dit kunnen en zullen ervaren. Zo werden alleen de geloofsgetuigen opgetekend in de Bijbel en speelden ze een rol in de geschiedenis van God.

Nu weer even terug naar die vraag: Wat is dat “vermoeden” in geloofstaal? Dat is een zeker weten, dat is het fundament onder het bestaan van de gelovigen. Het is de hoop en het vertrouwen die ons door de moeilijke omstandigheden heen zullen halen en die ons uiteindelijk thuis zullen brengen. Lang niet altijd zichtbaar dus, maar wel altijd vol van beloften. Vol van de hoop.

Ik sluit af met het eerdergenoemde gedicht van Alfred Bronswijk te vinden in de bundel “Rakelings nabij”:

Het lied van verwondering
Wij leven van verwondering
en uit een diep vermoeden,
dat in en om ons leven heen,
een hand ons wil behoeden.
Dat er een hand is die ons draagt,
dat er een stem is die ons vraagt,
dat God ons leidt ten goede.

Wij leven dwars door vragen heen,
met tere zekerheden,
dat ondanks voor- en tegenspraak,
hier kwetsbaar wordt beleden:
dat er een hand is die ons draagt,
dat er een stem is die ons vraagt,
dat God deelt in ons heden.

Wij leven het mysterie uit,
de waarheid, ongemeten,
dat al ons denken bovenuit,
in ons een heel diep weten,
weet dat een hand ons leven draagt,
dat er een stem is die ons vraagt
die ons een God wil heten.

Pieter Knijff

Deze meditatie is gepubliceerd in de Tsjerkepraat van september 2021

Wil je in gesprek over belijdenis doen neem dan contact op met onze pastoraal werker of predikant.

Share Button

Comments are closed.

Please enter Google Username or ID to start!
Example: clip360net or 116819034451508671546
Title
Caption
File name
Size
Alignment
Link to
  Open new windows
  Rel nofollow