Op 4 en 5 april vieren wij opnieuw Pasen, het herinnert ons aan het verhaal van de opstanding. Voor ons van grote betekenis, want met Pasen is niet alleen Jezus opgestaan, maar wij ook.
Dit jaar lezen we dat uit het evangelie van Johannes 20 en dan zien we ook hoe moeilijk deze gebeurtenis zich laat vertellen, je komt woorden en beelden tekort. De evangelist Johannes vertelt vanuit het perspectief van de ooggetuige, hij was er zelf bij en tegelijkertijd probeert hij ook dat massale en grotere erin te laten betrekken. Zoals hij ooit zijn evangelie was begonnen. “In het begin was het woord, het woord was bij God.”
Johannes probeert dus de details te beschrijven en Hij probeert ons iets te laten zien van hoe dat verhaal betekenis krijgt in de geschiedenis van God. Maar dat valt nog niet mee. Iemand die ons daarbij wil helpen is de Nederlandse schilder Rembrandt. Hij probeert juist die details en dat grote verhaal weer te geven in één schilderij. En iemand die het echt in de gaten kreeg was later de Nederlandse dichteres Ida Gerhardt, die probeerde woorden te geven aan wat er was gebeurd en hoe dat ons raakt.
Wat Johannes vertelt
Johannes begint zijn verhaal te vertellen met de vermelding dat het de eerste dag van de week was en hij vertelt dat een vrouw de eerste was die de steen afgewenteld zag en als eerste met Jezus sprak. Dat is voor die tijd nogal spectaculair, vrouwen werden niet gezien als betrouwbare getuigen, als Johannes haar dus opvoert, kan het dus niets anders zijn dan dat het zo geweest is. Dit was wat hij waarnam. Maria van Magdala zag de weggerolde steen. Later zag ze twee engelen en ontmoette een man in deze hof. Ze dacht dat het de tuinman was, maar toen Hij tot haar sprak herkende ze in hem de Here Jezus. Na het gebeurde kon zij niets anders meer dan van het wonder getuigen: “Ik heb de Heer gezien”.
Wat Rembrandt verbeeldt
Het is de schilder Rembrandt die Jezus in het schilderij ‘De opgestane Christus‘ afbeeldt als de tuinman met een hoed en schop in zijn hand. Maar Rembrandt haalt nog iets binnen in zijn schilderij, dat zijn die eerste woorden van het verhaal van Johannes. Het gaat over de eerste dag en die verwijst naar de eerste dag in het begin van de Bijbel, naar de hof van Eden waar de eerste tuinman Adam deze mag onderhouden en bewaren. En in het midden van die hof de levensboom. Als Adam en Eva later tot de zonde vervallen worden ze de hof uitgestuurd door God en komen er twee engelen die de hof bewaken met een vlammend zwaard. Zij moesten de weg naar de levensboom bewaken. En nu zijn daar opnieuw twee engelen die een omgekeerde beweging maken en die verwijzen hoe je de levensboom weer kunt bereiken. Rembrandt beeldt hier de vrouw af als bedroefd en wanhopig, ze draait haar gezicht naar Jezus toe omdat ze zijn stem herkent en zich afvraagt; waar ken ik die stem van?
Meestal plaatst Rembrandt Jezus in het volle licht, Hij is het licht van de wereld, maar hier niet. Het licht komt uit de verte. Het is licht van de nieuwe wereld en de herstelde schepping. Jeruzalem staat in het volle licht en het licht raakt net het gezicht van Maria. En zo herkent ze de Heer en beseft ze wat er is gebeurd.
Rembrandt voegt nog een bijzonder detail toe. Linksonder plaatst hij twee mensen die wandelen in de hof. En daarmee wijst hij op de herstelde relatie met God. Eva en Adam vluchten voor Gods aangezicht en verscholen zich onder de bomen, maar nu mogen we weer vrij wandelen, het grote werk is voltooid, we hoeven God en de dood niet meer te vrezen. Zo wordt Jezus, de tweede Adam, de hovenier van de herstelde tuin van Eden.
En wat Ida Gerhardt verwoordt
De dichteres Ida Gerhardt was diep onder de indruk van het schilderij dat Rembrandt in 1638 gemaakt had. Ook zij ontdekte in het schilderij de grote hovenier. De tuin waarin wij als mensen in alle vrijheid mogen vertoeven. Het wijst naar de nieuwe aarde. Vooral de laatste regels van dit gedicht raken mij: “De laatste hoven naderen schier en ijler wordt de ochtend hier.”
Het is onze werkelijkheid. De laatste hoven zijn onze begraafplaatsen waar onze lichamen rusten, maar waar het licht van Pasen steeds feller doorbreekt. En uiteindelijk niet meer tegen te houden is. Want dat is wat wij te vieren hebben, niet alleen Jezus staat op, maar wij ook. Ik sluit af met het gedicht van Ida Gerhardt:
Christus als Hovenier
Eén Rembrandt kende als kind ik goed:
de Christus met de grote hoed
wandelend in de ochtendstond.
En, naar erbij geschreven stond:
Hij was een hovenier.
En nòg laat ik mijn tranen gaan
als in de gaarde ik Hem zie staan,
en – wat terzijde – in stille schrik
die éne, die dacht als ik:
Het was de hovenier.
O kinderdroom van groen en goud –
géén die ontnam wat ik behoud.
De laatste hoven naderen schier
en ijler wordt de ochtend hier.
Hij is de hovenier.
Pieter Knijff
Deze meditatie is gepubliceerd in de Tsjerkepraat van maart 2021
Wil je in gesprek over belijdenis doen neem dan contact op met onze pastoraal werker of predikant.
Comments are closed.