Meditatie |Eeuwigheidszondag|

Meditatie |Eeuwigheidszondag|

Wij weten dat wanneer onze aardse tent, het lichaam waarin wij wonen, wordt afgebroken, we van God een woning krijgen: een eeuwige, niet door mensenhanden gemaakte woning in de hemel.
2 Korinthe 5:1

Naam en betekenis
Op zondag 26 november hopen wij hen te gedenken die ons in het afgelopen kerkelijk jaar ontvallen zijn. Die zondag krijgt inmiddels verschillende namen; laatste zondag van het kerkelijk jaar, gedachteniszondag, zondag van de voleinding of eeuwigheidszondag. Die laatste naam hebben we overgenomen uit de traditie van de Lutherse kerk. Die naam bepaald ons bij onze overtuiging dat we niet alleen iets afsluiten, maar dat er ook iets begint en doorgaat. De kerk getuigt van hoop en van toekomst, zij gelooft dat de gelovigen die ons hebben verlaten nu bij God in de hemel zijn. Juist op die zondag delen wij het verdriet, bewaren wij de goede herinneringen aan de overledenen en zoeken wij troost in de beloften die de Bijbel ons geeft. Niet alleen wat er was, maar juist wat er is en nog komt. Daarnaast zitten er in deze zondag nog twee elementen: het eerste is wij bidden om hulp en kracht om het verlies van een dierbaar mens te kunnen dragen en het tweede is: deze zondag bepaald ons bij onze eigen vergankelijkheid. Dit jaar ben ik er niet bij, maar mogelijk volgend jaar? Of dat de huidige aarde eerder eindig is en Jezus al terugkomt? Dan sterf ik niet, maar word ik weggenomen.

De reden van de brief
Deze keer een tekst uit een brief van Paulus aan de gemeente in Korinthe. Die gemeenteleden hadden moeite met de opstanding van Jezus en dan vooral met de lichamelijke opstanding. In hun beleving was er wel ergens een hemel of een dodenrijk, maar die was er alleen voor de zielen zonder lichaam. Paulus probeert hen nu duidelijk te maken dat het anders zit. Op deze wereld hebben we een vergankelijk lichaam en in de hemel krijgen we een verheerlijkt lichaam. Maar de ziel blijft nooit “naakt”, die wordt omkleed met een lichaam. En volgens Paulus is dat lichaam uniek en past het alleen bij ons. Het is een lichaam zoals God dat geschapen en bedoeld heeft.

In deze brief gebruikt hij drie tegenstellingen tussen ons leven op aarde en ons latere leven in de hemel: tijdelijk en eeuwig, zichtbaar en onzichtbaar en vergankelijk en onvergankelijk. Paulus probeert de gemeenteleden duidelijk te maken dat de opstanding van Jezus ook hun opstanding is en dat ze mogen verlangen naar dat leven na de dood. Ze hoeven zich geen zorgen te maken over de vergankelijkheid van hun eigen lichaam en ze hoeven niet bang te zijn voor de dood.
Verder probeert hij hen duidelijk te maken hoe belangrijk het geloof in de opstanding voor hemzelf was. Het maakt het lijden dat hij hier op aarde moest ondergaan draaglijk. Iedere stap waarmee hij dichter bij zijn dood kwam, betekende dat zijn uiterlijke lichaam verloren ging, maar zijn hemelse lichaam dichterbij kwam. Uiteindelijk trok hij de conclusie dat het leven hem Christus was, maar dat het sterven voor hem winst betekende. Dat was zijn einddoel, daar lag zijn voltooiing.

De boodschap van onze tekst
De theoloog Tom Wright schreef bij deze tekst “De hemel is niet de plek waar we heen gaan als we sterven, maar is de plek waar onze toekomstige lichamen al klaarliggen als onze ziel de hemel bereikt.” Wat ons overkomt is een transformatie, we blijven onszelf, maar in een andere vorm. Wright schreef erbij: “Ons huidige lichaam is slechts een afspiegeling van ons komende lichaam”. Paulus noemt hier in deze tekst ons lichaam hier op aarde een tent en daarmee wijst hij op ons tijdelijke bestaan. En Hij noemt het lichaam in de hemel een huis en dat is ons eeuwig bestaan. Tenten zijn niet bestendig tegen extreme omstandigheden en gevaar. En als de pinnen losraken stort de tent meestal in. Dat zijn ook vaak onze laatste herinneringen aan onze dierbare overledenen. Vaak stelden we vast, dat het zo ook niet langer meer kon, het was geen waardevol leven meer. Wij kunnen ons dan troosten met dat volmaakte en vernieuwde lichaam dat de overledene gekregen heeft.
Paulus schrijft ook over de strijd die daaraan voorafgaat. We zetten vaak de pinnen van onze aardse tent diep in de aarde. Wij willen ons leven liever niet verliezen en zijn bang om te sterven. We willen maar wat graag met onze dierbaren verenigd blijven en stellen de dood het liefst zo lang mogelijk uit. Het allerliefste willen we een hemel op aarde en vaak bidden we daar ook voor. Paulus noemt het in zijn brief een jas er overheen trekken. Het onvergankelijke hemelse lichaam alvast hierop aarde. Maar zo gaat het sterven volgens Paulus niet. Wij moeten het tijdelijke voor het eeuwige wisselen. We komen met onze naakte ziel in de hemel aan en krijgen daar onze nieuwe jas, ons nieuwe lichaam.

Slot
Ik kan me ook voorstellen dat je dit allemaal heel erg moeilijk vindt. Zelf voelde ik mij altijd heel erg geholpen met het voorbeeld van de rups die een vlinder werd. In dit aardse leven zijn we een rups, we blijven met onze voeten op de grond en we houden ons vooral bezig met ons zelf in leven te houden. Aan het einde van het leven wordt de rups een cocon. Dat is bij ons dan sterven en dat het lichaam aan de aarde wordt toevertrouwd. Maar uit de cocon ontstaat een vlinder. Vaak veel mooier dan de rups die zich wel vrij kon bewegen. Maar dat is dan wel weer heel bijzonder, nog steeds van hetzelfde soort en familie dan de rups. De vlinder verliest haar eigenheid niet. Zo mogen en kunnen wij ons voorstellen hoe onze overledenen verder gaan in de hemel en mag dat ook onze troost zijn. En met dat beeld vieren wij eeuwigheidszondag. Ik sluit af met een nummer van Chr. mannenkoor “Eiland Urk”, die op hun wijze zingen over wat de gelovigen mag overkomen:

‘k Heb gehoord van een stad boven wolken,
boven aardse benevelde landen,
‘k heb gehoord van de zonlichte stranden,
en ook eens is daarboven mijn thuis.
Halleluja mijn ziel moet dat zingen.
Halleluja ik reis naar die stad toe,
ook al is hier mijn weg soms vermoeiend,
maar het gaat naar omhoog en naar huis.

‘k Heb gehoord van ’n stad zonder tranen,
zonder nood, zonder angst, zonder strijden,
waar ik nooit meer van ziekte zal lijden,
en ik weet dat ik eens daar zal zijn
Halleluja daar juichen wij allen,
Halleluja en twijfel verdwijnt daar,
daar ik nooit meer zal struik’len of vallen,
ik ben thuis, ik ben thuis bij mijn Heer.

‘k Heb gehoord van de sneeuwwit gewaden,
en van gouden, ja schitt’rende kronen,
‘k Heb gehoord: Gods geslacht zal daar wonen,
en ook eens is mijn wens daar te zijn.
Halleluja ’t doet mijn geest verheugen,
‘k hoor gezangen van hemelse vreugde,
dit onttrekt mij aan alle aardse banden,
en ook eens is mijn wens daar te zijn.

Deze meditatie is gepubliceerd in de Tsjerkepraat van 23 november 2023

Pieter Knijff

Share Button

Comments are closed.

Please enter Google Username or ID to start!
Example: clip360net or 116819034451508671546
Title
Caption
File name
Size
Alignment
Link to
  Open new windows
  Rel nofollow