Meditatie | Het gebed van Jona

Meditatie | Het gebed van Jona

Ik riep uit mijn benauwdheid tot de HEERE en Hij antwoordde mij. Uit de schoot van het graf riep ik om hulp, U hoorde mijn stem.

Jona 2: 2

Bij het verslag van de profeet Jona moet ik denken aan een liedje van vroeger. We zongen dat altijd, als we iemand het water in gingen ‘jonassen’ aan het strand. Bij voorkeur iemand die niets vermoedend lag te zonnen:

Jonas in de wallevis
die vannacht gevangen is
in het zoute water
visje hou je snater

En dan riepen we luidkeels:

Van je één, twee, drie…

Als je daarna werd losgelaten en door de lucht vloog, had je even dat gevoel dat Jona moet hebben gehad. Weggeworpen. Nergens meer houvast. Gevolgd door de sensatie van het verdwijnen in het golvende, koude water.

Bij dat jonassen aan het Hollandse strand had je één geruststelling: de kust was binnen handbereik en haaien of andere grote zeedieren waren er niet. Je kon dus niet, zoals Jona in één keer worden opgeslokt.

De grote vis van Jona zou inderdaad een walvisachtig dier geweest kunnen zijn: een orka of potvis bijvoorbeeld. Of een ander zeemonster, zoals een kunstenaar als Jos Potmes (1896-1934) die weergeeft in één van zijn glas-in-loodramen.

De profeet laat dat in het midden bij zijn verslag van de gebeurtenissen. Waarin hij overigens heel eerlijk is. Hij maakt de dingen niet mooier dan ze zijn. Hij is beslist geen heilige, maar een beetje boze, onaardige man met een moeilijk karakter.

Vergelijk het maar eens met dat andere avontuur op de Middellandse Zee. De schipbreuk van Paulus bij Malta (Handelingen 27). De apostel komt in het verslag van Lucas heel wat sympathieker over dan Jona.

En dan ineens klinkt er een lied. Middenin het donker. Jona doet toch wat Paulus later ook doet met zijn medewerker Silas: bidden tot God en psalmen zingen in de nacht (Handelingen 16: 16-40). Ook Jona bidt en zingt.

Wonderlijk blijft dat. Maar wonderlijker wordt het nog. Als je bedenkt dat de Heiland Zichzelf juist met deze boze, onaardige man met zijn moeilijke karakter op één lijn stelt (Matteüs 12: 40 en Lucas 11: 29-32).

Jona moet het eerlijk toegeven. Hij kent niets van die barmhartigheid die roemt tegen het oordeel (Jakobus 2: 13). Hij bekommert zich absoluut niet om het lot van de vaders en moeders van Nineve met hun weerloze kinderen.

Daarom eindigt Jona zijn boek met die open vraag. Op wie wil jij lijken? Op mij – die beetje boze, onaardige man? Of zoek je het toch liever bij de barmhartigheid van de God van Israël. Die Zich weet te ontfermen over boze, onaardige mensen, zoals ik?

Uit jezelf kun je Gods lof niet zingen. Zeker niet in de nacht. Of op Hem blijven hopen in het diepe duister. Alleen als de Heilige Geest je ogen opent, ontdek je: nergens meer houvast, behalve bij Hem – de God en Vader van onze Heere Jezus Christus.

Dan mag ik zien, hoe Gods barmhartigheid vlees en bloed aanneemt. Krijg ik oog voor de Zaligmaker. Die voor mij de diepste diepte trotseerde aan het kruis. Barmhartig betrokken bij mij en bij mijn leven – tot het einde toe.

Vanuit het diepe duister
vind ik geen uitweg, Heer.
Ik schreeuw om redding; luister,
geef aandacht, reageer.
U kent mijn hele leven,
mijn zondige gedrag.
Toch wilt U ons vergeven.
Uw naam verdient ontzag!

Ik blijf de Heer verwachten,
mijn ziel kijkt uit naar Hem.
Zijn woord vult mijn gedachten;
ik hunker naar Zijn stem.
De Heer laat van Zich horen,
blijf hopen, Israël!
Eens zal de morgen gloren
van redding en herstel.

(Psalm 130 uit: De Nieuwe Psalmberijming)

Ds. J.P. Strietman

Deze meditatie is gepubliceerd in de Tsjerkepraat van september 2019

Share Button

Comments are closed.

Please enter Google Username or ID to start!
Example: clip360net or 116819034451508671546
Title
Caption
File name
Size
Alignment
Link to
  Open new windows
  Rel nofollow